Ik ben opgevoed door een moeder die een doctorale titel in het vak Nederlands op zak heeft. Zij heeft vrijwel haar hele leven geschreven, geredigeerd en gedoceerd op verschillende niveaus, in verschillende landen – en grappig genoeg, ook in verschillende talen, maar daar komen wij in een ander blogpost op terug.
Het samenwonen met een lopend woordenboek, grammatica-controleur en spelling-encyclopedie kwam natuurlijk met voordelen: ‘Mama wat betekent dit?”, “Mama hoe spel je dat?”, “Mama klopt deze zin?”. Ze werd er moe van, maar ja dat komt ervan als je zo een moeilijk vakgebied kiest. Naast die voordelen zijn er natuurlijk ook enkele nadelen; of eigenlijk was er maar één – de verwachting bij velen dat ik ook veel Nederlandse kennis heb. Als dochter van een Neerlandicus, mag je geen (gekke) foutjes maken.
Dit begreep ik vooral toen we in St. Maarten woonden. St. Maarten is een van de eilanden die deel uit maakt van het Nederlands Koninkrijk, maar vergis je niet, de Nederlandse taal hoor je even veel, of beter gezegd even weinig, op straat als andere vreemde talen zoals Spaans en Frans. In het volkslied van St. Maarten is het duidelijk te horen: ‘With people French and Dutch, though talking English much…” en met ‘much’ bedoelen ze eigenlijk ‘only’, want de Engelse taal hoor je overal; vooral op de middelbare scholen.
St. Maarten heeft trouwens maar een Nederlandse Middelbare school. Ik bezocht een Engelse school en kreeg als vak ‘Nederlands als tweede taal’. Natuurlijk kreeg ik, samen met de andere Nederlands sprekenden, de hoogste cijfers van de klas. Iedereen wou van mij spieken, en dat mocht – van mij tenminste, zolang zij een paar bewuste foutjes maakten zodat het niet te duidelijk was. Tot daar kon ik mijn klasgenoten helpen. Want vanaf het moment dat zij mij vroegen ‘wat is het Nederlandse woord voor…’, bleek mijn Nederlandse vocabulaire even slecht als die van hun.
Mijn moeder weet daar alles over – soms werd ze boos: “Shanna ik gooi dalijk een woordenboek op je
hoofd zodat je Nederlands weer normaal is”, of: “Ik geef je geen antwoord als je in het Engels tegen me praat.” Maar gelukkig waren er ook genoeg situaties waar we samen om konden lachen. Op een dag had ze een lekkere Surinaamse bruine bonen gemaakt, een gerecht waar ik altijd zo naar verlangde, en dat nostalgische herinneringen bij me opriep. Natuurlijk moest ze vrijwel direct een portie voor me opscheppen. “Maar je hoeft geen kip met bonen te zetten” instrueerde ik voordat ze begon. “Huh, wat bedoel je?”. Ik luider en nadrukkelijker: “Mama ik lust geen kip met bonen”. “Shanna dat ding heet BRUINE BONEN, wat wil je da …”. Voordat ze haar zin afmaakte schoot ze in een schaterlach, want ze begreep wat ik bedoelde. Ik wilde geen ‘chicken with bones’.
Die vertaling had ik letterlijk gedaan; eigenlijk niet eens letterlijk want ‘bones’ in het Engels komt niet
dichtbij ‘bonen’ in het Nederlands. Ik had min of meer een ‘klankvertaling’ gemaakt, voor zover
klankvertaling een ding is. Het moeilijke van vertalen is dat je per moment maar in één taal kan denken en dan een automatische switch moet maken bij het uitspreken van een zin in een andere taal. En dat is veel moeilijker dan men denkt; ook al is je moeder Neerlandicus.
– Shanna Vasilda